Werf: Firma Gebr. van Zutphen

in Vreeswijk

Deze pagina geeft bijzonderheden over deze werf. Als u de pagina gelezen hebt kunt u hem sluiten. U komt dan terug op de detailpagina over het schip.

Toelichting

Er ging in de metingen nog al eens iets fout bij het overnemen van de werfnaam: vaak kregen de scheepsmeters de naam van de werf niet te zien maar werd die verteld door de schipper of de eigenaar. De meters schreven op wat ze dachten te horen.
Bovendien was het handschrift van de meters niet altijd even duidelijk, dus bij het digitaliseren van de scheepsgegevens ging ook nog wel eens wat mis. We hebben getracht de naam van de werf te achterhalen zoals die door de werf zelf het vaakst gebruikt werd. In dit geval dus: "Firma Gebr. van Zutphen".

Algemeen

De werfcode is: =Zutphen-Vreeswijk
Desgewenst kunt u alle metingen van schepen van deze werf inzien, onafhankelijk van de spelling die in de metingen voor de werf gebruikt is.

Het adres van de werf was Wierselaan 133 in Vreeswijk.  

Er staan 71 metingen voor deze werf in de database. Daarvan zijn er 26 eerste (of enige) metingen, dus met redelijke zekerheid unieke schepen.

De werf bouwde hoofdzakelijk binnenschepen.

Het eerste bouwjaar (dus niet meetjaar!) dat in de metingen voor de werf vermeld wordt is 1904.

Het laatste bouwjaar dat in de metingen voor de werf vermeld wordt is 1934.

Andere namen voor deze werf

Afgezien van overduidelijke schrijffouten en misinterpretaties komen we in de metingen de volgende namen voor de werf tegen:

Deze werf is een vervolg op de werf A. Bennik in Vreeswijk.

Bijzonderheden

Vreeswijk lag aan de Vaartsche Rijn en was dus altijd al een schippersdorp. Maar eigenlijk kwam het dorp pas tot ontwikkeling na de aanleg van het Merwedekanaal (1881-1892) met de sluizen naar de Lek.

J.H. (Jan Hendrik) van Zutphen had een werf in Wilnis. Omdat de Wilnisse Plas drooggelegd zou worden, nam hij in 1905 de scheepswerf over van A.C. Bennik aan de Wierselaan, met een helling aan de Vaartse Rijn. De infrastructuur bestond grotendeels al: de Wierselaan was een oude weg die eertijds naar het landgoed De Wiers leidde, en de insteekhaven was al eerder gegraven ten behoeve van de Nederlandsche Stoombriquettenfabriek die het westelijke deel van de tuinen van dat (inmiddels geheel vervallen) landgoed had gekocht en omgezet in een industrieterrein. Dat terrein omvatte ongeveer het huidige woongebied tussen de Passantenhaven in het noorden en de haven naast de Museumwerf in het zuiden.

De eerste keer buiten de metingen dat de werf terug te vinden is, is een personeelsadvertentie uit 1912 als J.H. van Zutphen in het Rotterdamsch Nieuwsblad (!) een "Bekwaam Scheepssmid" en 3 bekwame ijzerwerkers probeert te werven.

In oktober 1916 vindt er een ernstig ongeluk plaats op de werf, waarbij J.H. van Zutphen en een van zijn medewerkers overlijden. Dat ongeluk haalt alle kranten van Nederland. Opmerkelijk is dat de meeste kranten spreken van de werf van Van Zutphen en Zoon, een vermelding die we in de metingen niet tegenkomen. Die zoon is Jan Hendrik van Zutphen (1891-1958). Maar het bedrijf wordt in eerste instantie voortgezet door de weduwe van J.H. van Zutphen. Op 18 december 1916 vermeldt het Algemeen Handelsblad: "Van de werf der Wed. Van Zutphen to Vreeswijk is met goed gevolg te water gelaten een stalen klipperschip, gebouwd voor rekening van den heer A. Smit Azn., aldaar." De weduwe zit niet stil: meteen daarna zet ze voor eigen rekening eem hevelaak op stapel. Dat is bijzonder in de tijd dat (wegens de Eerste Wereldoorlog) de binnenscheepvaart grotendeels plat ligt en ijzer en staal (en andere scheepsbenodigdheden) schreeuwend duur zijn. Eind december 1917 heeft ze weer een klipperschip op stapel, maar dit keer een besteld exemplaar, door dezelfde A. Smit Azn.

In december 1919 wordt in de Staatscourant aangekondigd dat de heren Jan Hendrik van Zutphen en Reinier van Zutphen op 15 mei 1919 de firma Gebroeders van Zutphen gestart zijn ... "ten doel hebbende liet repareeren en fabriceeren van schepen en het handel drijven daarin en in de onderdeelen daarvan, in den meest uitgebreiden zin des woords. De vennootschap is aangegaan voor onbepaalden tijd." Jan-Hendrik is dan 28 jaar en Reinier (1898-1964) is 21: in die tijd nèt meerderjarig. Daar heeft hun moeder kennelijk op gewacht om het stokje over te dragen. Ze heeft de werf wèl door de Eerste Wereldoorlog gebracht, een periode waarin veel andere werven het niet vol konden houden.

Veel werk hebben de gebroeders op dat moment niet: eind december 1919 hebben ze alleen een "vlethaak" (ik neem aan een vletaak) voor eigen rekening op stapel staan. Maar in 1920 trekt het aan: in dat jaar leveren ze die vletaak op, twee ijsbrekers, een dekschuit en een sleepboot. Pikant is dat de sleepboot bestemd is voor De Liesbosch in Jutphaas -- dat is zelf ook een werf. Er staat een tweede sleepboot op stapel, voor dezelfde opdrachtgever. Ook in 1921 leveren ze vier schepen op, in 1922 drie, in 1923 weer vier, in 1925 vijf. Daarna komt de werf een aantal jaar niet voor in de jaarlijkse opgaven van nieuwgebouwde schepen van het Dagblad Scheepvaart, tot 1929, als er één motorboot is opgeleverd. Idem in 1930 en in 1931. Dan weer enkele jaren niets, in 1934 een motorboot voor eigen rekening, in 1935 één motorvrachtboot (of is dat die uit 1934?) . De gebroeders vechten voor het voortbestaan van de werf!

Op 19 maart 1923 worden de lonen op de werf door de directie eenzijdig met 10% verlaagd. Dat was niet heel uitzonderlijk in die jaren: in en na de Eerste Wereldoorlog waren de lonen snel gestegen. Kennelijk voelden de Van Zutphens zich in 1923 sterk genoeg staan dat ook zij de lonen konden verlagen. Dat dat de arbeidsverhoudingen niet ten goede gekomen zal zijn behoeft geen betoog.

Half maart 1933 overlijdt in Vreeswijk mevrouw A. van Zutphen, geboren Treur op 71-jarige leeeftijd. Hebben we daarmee een meisjesnaam voor de weduwe van J.H. van Zutphen? Ze zou dan bij het overlijden van haar man in 1916 54 jaar oud geweest zijn: oud genoeg om twee (bijna) volwassen zoons te hebben, jong genoeg om eerst zelf nog een tijdlang de werf draaiende te houden. Maar we weten alleen een naam, geen familie-relatie.

De werf heeft ongetwijfeld naast nieuwbouw altijd onderhouds- en reparatiewerk gedaan, dat deed (en doet) iedere werf. Maar in 1934, dus midden in de grote depressie van de jaren dertig, zetten ze daar kennelijk zwaarder op in. Als er een scheepsongeluk op de Lek plaatsvindt is de werf natuurlijk strategisch gelegen -- al moeten de gebroeders wel concurreren met de grote werven stroomafwaarts. Maar vanaf 1934 zien we vaker dat verongelukte schepen naar Vreeswijk gesleept worden, ook van verder weg. De Peternella bijvoorbeeld, die in januari 1935 op het Vrouwenzand bij Stavoren gestrand is, wordt ter reparatie naar de Gebroeders van Zutphen gebracht. De gebroeders proberen ook subtiel aandacht te genereren buiten de directe omgeving van Vreeswijk -- "guerilla-marketing" zou je het tegenwoordig noemen. Als de Friesche Onderlinge Maatdchappij tot Verzekering van Schepen in 1938 haar 100-jarig bestaan viert sturen de gebroeders Van Zutphen een bloemstuk -- en dat wordt in het verslag van het jubileum opgemerkt.

Over de hoe het de werf in de Tweede Wereldoorlog vergaan is kan ik niets terugvinden.

In 1952 neemt de werf de verlopen werf van de Stoombootdienst De Keulsche Vaart over, die aan de zuidkant grenst aan het terrein van Van Zutphen. Die werf was toen niet in gebruik, hij was (als zoveel werven) in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers geplunderd en in 1945 in bezit gekomen van de Steenkolen Handelsvereniging, die er kennelijk niets mee deed. Voor Van Zutphen was dit een buitenkansje: het werfterrein verdubbelde bijna. Misschien is het toeval, misschien was het om die overname te financieren: rond die tijd wordt de firma omgezet in een Naamloze Vennootschap: "N.V. Scheepswerf en Machinefabriek Van Zutphen".

Op 13 juli 1959 overlijdt Jan Hendrik van Zutphen op 68-jarige leeftijd. Op 25 juli 1962 overlijdt ook Reinier van Zutphen, 64 jaar oud. Maar een nieuwe generatie staat klaar: in oktober 1959 is J.H van Zutphen uit Vreeswijk afgestudeerd als Scheepsbouwkundig Ingenieur aan de Technische Hogelschool Delft. Dat moet toch bijna wel een kleinzoon zijn van de J.H. van Zutphen die het bedrijf in 1905 begonnen is. Enige tijd later, op 12 oktober 1968 adverteert de werf voor een Baas IJzerwerkers. De personeelsadvertentie is niet interessant, de manier waarop de werf zichzelf omschrijft wel: "Het bedrijf houdt zich bezig met reparatie, kleine nieuwbouw en konstruktiewerk." En ook: "De nieuwe funktionaris moet aan een groot aantal mensen leiding kunnen geven." Kennelijk bloeit de werf weer, maar niet meer als nieuwbouwwerf voor binnenschepen.

Maar Van Zutphen kan zich niet onttrekken aan de algemene malaise in de Nederlandse scheepsbouw van het laatste kwart van de twintigste eeuw. In november 1982 moet het bedrijf surséance van betaling aanvragen, die op 25 november door de rechtbank in Utrecht verleend wordt. Het uitstel is maar van korte duur: al op 15 december 1982 wordt de werf failliet verklaard.

In mei 1983 neemt Klip Beheersmaatschappij BV in Lekkerkerk de terreinen, gebouwen en overige accomodaties uit de failliete boedel over. Klip heeft al belangen in een machinefabriek en een Rijnvaartbedijf en "verwacht hierdoor haar werkzaamheden aanmerkelijk te verbreden en een betere efficiency te bereiken." Adriaan Klip was zo'n optimistische ondernemer van het type "dat doen we effe". Maar als hij op 12 mei 1987 overlijdt valt zijn zakenimperium al vrij snel uiteen. De meeste dochterbedrijven worden afgestoten en alleen de machinefabriek in Lekkerkerk en het bedrijf in Nieuwegein blijven over in de nieuwe holding Klip B.V. Maar in Nieuwegein worden geen schepen meer gebouwd of onderhouden: Klip B.V. profileert zichzelf als apparatenbouwer. In de scheepsmetingen komt Klip dan ook niet voor als scheepswerf.

In 1994 komt ook daar een eind aan. Klip B.V. gooit de handdoek in de ring en verkoopt het terrein aan de Gemeente Nieuwegein. Het hele industrieterrein tussen de Passantenhaven in het noorden en de haven bij de Museumwerf in het zuiden is gesaneerd en er is rond de eeuwwisseling nieuwbouw op gepleegd. Thans herinnert daar niets meer aan de scheepswerf van Van Zutphen.

Alle werven in Vreeswijk samengevat: in 1900 zijn er drie werven, Buitendijk (Wierselaan 113), Bennik (Wierselaan 133) en De Keulsche Vaart (Wierselaan t.h.v. 241). Buitenweg blijft bestaan tot 1994 en dat terrein is thans de Museumwerf Vreeswijk. Bennik wordt in 1905 overgenomen door Van Zutphen, die gaat in 1982 failliet. Op het terrein staan thans woningen. De werf De Keulsche Vaart wordt in 1952 overgenomen door Van Zutphen. Op dat terrein is thans nog een watersportvereniging actief. Het huis De Wiers dat bij die werf hoorde is herbouwd.

(JS, juni 2022)

Literatuur en bronnen

Aanvullingen?

Aanvullingen en verbeteringen zijn altijd welkom! E-mail ze naar wervenlijst[at]s2ho.nl
Vervang [at] door een apestaartje (@). Zo krijgen wij beduidend minder spam!